Ik kan niets meer nu,
ik kan alleen maar
laten gebeuren.
Soms heb ik het gevoel
dat ik mezelf verlies.
Dat zijn momenten
waarop Gij een stuk
van Uzelf
in mij opdelft
en helemaal
doorzichtig maakt.
Ik sta versteld van zowel
uw deskundigheid
als trefzekerheid.
Gij wilt mij niet doen verdwijnen.
Gij wilt me optillen
als een triomf
om te tonen
wat de liefde vermag.
Zo moet een akker
zich voelen, denk ik.
Er worden diepe voren
getrokken in mij,
waarvan ik
de reden niet versta.
Maar als Gij Uzelf zaait in mij
en daarna opschiet,
is het de geboortepijn
meer dan waard geweest.
Gij neemt mijn vorm aan.
Dat is pas vreemd.
Ik ben niet
langer mezelf,
Gij leeft
voortaan in mij.
Als ik naar mezelf kijk,
zie ik U.
Erik Galle, Woorden als psalmen, Halewijn/Adveniat, p. 101. 103