Dat Gij kwetsbaar zijt,
mijn God,
waarom heeft niemand
me dat ooit verteld?

Zoveel liever spreekt
men U aan
als de almachtige,
alsof men U tekort
zou doen
als men bij tijd en wijle
U zou aanspreken
als de kwetsbare God.

Niet is minder waar.
Zoals Gij tot Thomas
na uw verrijzenis
zei: ‘Leg uw vinger
in mijn wonde
en wees niet langer
ongelovig’,
zo zegt Gij
dat tot mij.

Ik aarzel,
want zo ken ik U niet.
Maar door U aan te raken
in uw kwetsbaarheid
word ik zelf
aangeraakt
door U
waar ik
kwetsuren
meedraag.

Het is of Gij ze
wilt laten delen
in uw verrijzeniskracht.

Erik Galle, Neem niets mee voor onderweg. Kwetsbaarheid als beeld van God, Halewijn/Adveniat, p. 49