Aarzelend betreed ik de woning van het woord. Zodra ik daar thuis ben, krijg ik bezoek. Hoewel ik Hem nog niet zie, herken ik al zijn stem. Hij is diegene van wie ik niet wist dat ik Hem al zo lang zocht: het Woord van het begin, dat Woord dat mens geworden is. Mijn hart is traag, verre van alles wat Hij zegt versta ik van de eerste keer. Maar net zoals ik bij een maaltijd brood tot mij neem, word ik deelachtig aan een diep geheim. Ik heb de weg gevonden die woorden willen tonen. Hij is die weg.
De heerlijkheid die ik aanschouw verdwijnt voor mijn gezicht. Ik blijf alleen achter. Als uit respect zwijgt nu elk woord. Zelf voel ik een zachte vreugde, zoals na een intense ontmoeting. Omdat ik nu weet dat Hij in woorden woont, luister ik daarin naar Hem.
Erik Galle, Zienderogen. Een christen verkent, Averbode, p. 25