‘Waar is nu uw God?’,
roepen ze.
‘Een mooie Heer en meester, hebt gij.
Bestaat zijn grootste talent daarin
dat Hij niet te horen is
en zich nooit laat zien?
Als dat zo is, laat ons dan
een feestje houden
en al de onzichtbare
goden uitnodigen.’

Onmacht en opstandigheid
vechten het uit in mij.
Reageren heeft geen zin.

Woorden helpen niet
tegen wie met laarzen
anderen wil vertrappelen
en honden zou sturen
om wie anders is
te verscheuren.

Vluchten doe ik niet.
Ik zwijg.
Mijn hoofd
richt ik op.
Hun ogen wil ik zien.
Niet langer kijk ik
naar de grond.
Dat doe ik niet,
het zou getuigen
van lafheid
tegenover U.

Helpen woorden niet,
dan bestaat mijn verzet daarin
dat ik van U blijf houden.
Niemand pakt U
van mij af.
Wat ze ook zeggen,
ze krijgen U
niet klein in mij.

Erik Galle, Woorden als psalmen, Halewijn/Adveniat, p. 35. 37