Op de bodem van mijn hart
stoot ik op een deur.
Wanneer ik ze opendoe,
straalt licht me tegemoet.

Licht is het verbond
dat U mij aanbiedt.
De enige clausule is dat U zelf
onzichtbaar blijft.

Van de voorafplek,
waar ik niet binnen geraak,
treedt U
naar buiten.

Draag ik U mee?
Eigenlijk bent U het
die mij draagt.

Hoe duisternis ook tekeer gaat,
U blijkt oninneembaar.
Koppig weigert U te doven,
alsof uw leven ervan afhangt
dat ik het licht in me behoud.

Uw trouw is de grond waarop ik steun.
Elke ochtend bent U daar opnieuw.
De dageraad vertelt me
hoe U ook tijdens de nacht
over mij waakt.

Erik Galle, De voorafplek. Een therapeutische en monastiek traject, Halewijn/Adveniat p. 165