Het leven van een monnik bestaat erin de schat van het gebed die verborgen is in zijn hart, op te delven. Eenmaal hij die schatkist geopend heeft, is het of hij de Heilige Geest bevrijdt. Deze gedraagt zich alsof Hij veel te lang opgesloten heeft gezeten. Hij wil dat het gebed alle domeinen van het leven omvat. Zo leer je al zwijgend bidden en biddend zwijgen, je leert bidden vanuit diepe vreugde en onder tranen, je leert hoe het gebed je hele wezen kan vervullen en tegelijk je daarna helemaal kan verlaten. Waarna je achterblijft alsof je nog nooit gebeden hebt en het nooit zal kunnen.
Erik Galle, In de leer bij de monnik. Monastieke accenten in het dagelijks leven, Halewijn/Adveniat, p. 116