Rentmeesterschap is niet alleen een bron van dankbaarheid, maar houdt ook het appel in van het laten groeien van alles wat we te leen hebben. Talenten in de grond stoppen, is de slechts mogelijke belegging. Woekeren met wat we gekregen hebben, levert het meeste op. Alles wat we helemaal uit handen geven, wordt honderdvoudig vruchtbaar. Wanneer we de ingesteldheid dat we alles ontvangen hebben, combineren met daar niet ons bezit van te maken, ontstaat er een vruchtbaarheid die mateloos is. De monnik die dit doet is als een schakel in een keten, een deel van een verbond. Wie weet door te geven wat hij ontvangen heeft, die is rijk door zijn gave. Wie zichzelf doorgeeft omdat hij zichzelf ontvangen heeft, toont verstaan te hebben welk een rijkdom het is om monnik te zijn.

Erik Galle, In de leer bij de monnik. Monastieke accenten in het dagelijks leven, Halewijn/Adveniat, p. 124