Als men jou, stilte, van mij zou afnemen, dan zou de droogte in mijn binnenste toeslaan. Zoals een rivier die niet gevoed wordt snel sterft, zo zou het ook mij vergaan. Als een boom zou ik zijn waarvan men plots de wortels heeft gestolen. Niet langer stevig, maar wankel zou ik worden. Afgesneden van het leven uit de diepte waarmee jij me verbindt.
Erik Galle, Als de stilte roept, Halewijn/Adveniat, p. 66