De vraag die U me stelt
in het gelaat
van een ander,
is veel krachtiger
dan welk woord ook.

U roept in elke mens.
U smeekt dat ik U zie.
Ik veins blindheid,
kortzichtig
zie ik alleen mezelf.

Ik haal mijn schouders op,
alsof onverschilligheid
een vorm van antwoord zou zijn.

Maar vragen die niet beantwoord worden,
blijven zeuren zoals pijn dat kan.
Voor even doet die of hij is verdwenen,
om een uur daarna
weerom in alle hevigheid
tekeer te gaan.

U bent de vraag
om graag gezien
te worden,
in elk ander.
‘Ik kan toch niet de wereld redden’,
roep ik tegen U.
Ik zeg dat
tegen de verkeerde.
U bent een tegenstander
die ik niet kan verslaan.
U bent een appel,
waar ik niet blind voor kan zijn.
Erik Galle, Alles wat blijft, verandert. Een kunstzinnig overleg met God, Halewijn/Adveniat p. 60 – 61