Ik moet niet
belangrijk willen zijn voor U.
Gij zijt het die me
tot iemand maakt.

Uw liefde
drukt Gij
als een merkteken
mij in het hart,
waardoor het opengaat
en Gij het in bezit
kunt nemen.

Uw verlangen
naar mij
doet mijn hart uitzetten,
het wordt veel groter,
dan het ooit was.

Uw liefde is
als de zee,
eb en vloed
lossen elkaar af.

Gij komt en gaat,
maar uw verlangen
blijft met haar wortels
diep in mij geplant.
Het blijft
maar groeien.

Gij geeft me
een nieuwe naam,
voortaan heet ik
uw beminde.

De diepe eenheid
met U is mijn
ouderlijk huis.

Ik was
een verloren kind
met heimwee.
Door U ben ik
thuis gebracht.

Erik Galle, Woorden als psalmen, Halewijn/Adveniat, p. 65. 67