Als wij mensen
geschapen zijn
naar uw beeld,
dan bent U, God,
man en vrouw,
of ook weer niet.

U bent meer
dan deze opdeling,
uit U komt alle leven voort.

Elke vorm is
te klein voor U.
Uw mateloosheid
valt onmogelijk
te vatten,
niet in mijn lijf,
niet in mijn hart
noch in mijn verstand.

U gulpt over de rand
die ik ben,
de afgrond
bent U, waarvoor ik sta
en die ik soms bij vergissing,
vrees zelf te zijn.
U bent geen vangnet,
neen, daar past
U voor.

U kijkt niet eens meer op
als ik U wil gebruiken.
U wilt niet nuttig zijn.

‘Nutteloosheid
is een synoniem
van liefde’,
is uw baseline.

Erik Galle, Alles wat blijft, verandert. Een kunstzinnig overleg met God, Halewijn/Adveniat, p. 104- 105