Het is of bij abdijgezangen de stilte nooit overboord gegooid wordt. Altijd weer wordt er ruimte gelaten voor de dialoog tussen de stilte en de gezongen woorden. De eenvoudige zich herhalende melodieën bij het zingen van de psalmen doen denken aan olie die bij een massage de soepelheid moet bevorderen. In dit geval wordt het hart gemasseerd zodat het ontvankelijk gemaakt wordt om de woorden beter te kunnen ontvangen. De muzieknoten woelen in een steeds terugkerende beweging de bovenste laag van onze innerlijke akker om. In losgemaakte grond kunnen de woorden gemakkelijker naar binnen.

De herhaling van dezelfde melodie zorgt ervoor dat je na een tijd als het ware vergeet dat je aan het zingen bent. Het is of de psalmen zichzelf zingen. De muzieknoten doen dienst als een soort leveringsservice. Ze leveren de psalmwoorden af waar ze thuis horen: het hart van de monnik.

 Erik Galle, In de leer bij de monnik. Monastieke accenten in het dagelijks leven, Halewijn/Adveniat, p. 84