U, God, raakt me aan.
Het is alsof U zich
buigt
naar mij.

Deze goddelijke buiging
slaat me uit mijn lood.
Wie ben ik
dat U me ziet
en ik uw interesse wek?

Uw liefde stroomt over,
als water dat snelheid
maakt
na een dambreuk.

Die dam was ik.
Uw zacht aandringen
tot toenadering
zorgde voor de eerste barsten
in mijn verdediging.

Ik had het moeten weten,
dat ik geen stand zou houden.
U hebt een antwoord
in mij doen opstaan
dat van zo diep komt,
dat ik niet wist
dat ik het in mij had.
Ja, prevel ik, kom maar.
Uw verlangen naar mij
vult mijn ontvankelijkheid
met overvloed.
Erik Galle, Alles wat blijft, verandert. Een kunstzinnig overleg met God Halewijn/Adveniat, p.14 -15