Een mens is adem en aarde. Hij stapt zelf, maar wordt ook bewogen. Hij ademt zelf, maar de lucht die hij inademt is niet zijn bezit. Hij ontdekt het verschil tussen lucht en adem. Lucht is niets op zich, adem wel. Adem is een gesprek, binnen en buiten praten op die manier met elkaar. Een mens deelt in alles omdat hij ook alles in zich heeft. Steeds minder is hem vreemd in de mate dat hij zichzelf leert kennen. Het hoogste en het laagste is zijn deel. Zijn kennis is gebaseerd op het leggen van verbinding en niet op reductie van de werkelijkheid.

 Erik Galle, De voorafplek. Een therapeutisch en monastiek traject, Halewijn/Adveniat, p. 106