Ik smeek U niet,
ik ben zelf een smeekbede
geworden.
Het is of de donkerte
mijn stem
doet weerkaatsen.

Zo weinig ver
dragen mijn woorden,
dat het is of ik me voor
een rotswand bevind.

Uw heil is licht.
Uw woord is zegen.
Ik roep om mij te zien.

Verslagen ben ik.
Waarop wacht Gij nog?
Moet ik dan
werkelijk sterven,
vooraleer Gij omkijkt
naar mij?

Een opening
is me genoeg,
een straal van leven.

Als een geut water
verfrist Gij mijn keel,
die dor is
van het roepen tot U.
Gij omhelst me
en neemt me op.

Ik ben om
aan uw hart te zijn.
Dat is me meer
dan genoeg.

Dank dat Gij
me draagt.

Erik Galle, Woorden als psalmen, Halewijn/Adveniat, p. 41. 43