Monnik zijn is een hiërarchie aanbrengen in je verlangens. Het gaat eigenlijk om één grote vereenvoudigingsoperatie. Eén verlangen mag het fundament zijn, op nummer één staan. Het speciale is dat de monnik bij de keuze ervan niet al zijn verlangens naast elkaar moet leggen om er het grootste, sterkste, mooiste verlangen uit te kiezen. Zo gaat het helemaal niet. Het belangrijkste verlangen in het leven van een monnik betreft niet een verlangen van de monnik, maar het verlangen van God naar de monnik. De keuze van de monnik bestaat erin dit het belangrijkste verlangen te laten zijn in zijn leven. Het mag de ultieme bron zijn van zijn bestaan, de uitnodiging waarop hij een antwoord wil geven met zijn hele wezen, zijn hele leven.
Erik Galle, De voorafplek. Een therapeutische en monastiek traject, Halewijn/Adveniat, p. 88