Waarom hebt Gij mijn verlangen
naar U zo diep gemaakt,
veel groter
dan ikzelf ben?

Het is of ik me aan de rand
van de zee bevind,
en heel goed weet
dat eenmaal ik
in het water ben gestapt,
het strand voorgoed verdwijnt.

Uw bedoeling is duidelijk.
Gij wilt Uzelf achterlaten
en hebt mij gekozen
als een thuis,
maar ik ben veel te klein
voor U.

Gij past niet in mij,
langs alle kanten
zult Gij uitbreken.
Gij zijt wijds
en ik ben
onbenullig.
Als Gij wilt
ben ik niet langer.

Waarom trekt Gij
mij zo sterk naar U.
Gij neemt mijn leven
in handen.
Tot het uiterste
daagt Gij mij uit.

Ik geef me helemaal
en laat U niet langer wachten.
Kom maar, ik wortel mij in U.

Erik Galle, In de leer bij de monnik. Monastieke accenten in het dagelijks leven, Halewijn/Adveniat, p. 50