Bronnen
wijst
Gij mijn God
feilloos
aan.

Gij moet
er wel
de oorsprong
van zijn.

Verborgen
rijkdom
zijt Gij
bedolven
onder stenen.

Te lang
hebt Gij al
moeten wachten
om te stromen
in mij.

Voortaan heet
ik niet meer
woestenij.

Mijn naam
is nu:
uw welbeminde.

Erik Galle, Ik ben een pelgrim die de stilte als bestemming heeft, Halewijn, p. 27