Verwondering over de pracht van de natuur gebeurt niet met een bepaald doel voor ogen. Zoiets gaat aan elke bedoeling vooraf. Wie verwonderd is, zet vooral een stap terug om achtergrond te zijn van wat zich op de voorgrond afspeelt. Gezegend hij die zo met zijn innerlijk landschap kan omgaan. Hij valt te vergelijken met iemand die zwijgt, niet omdat hij met stomheid is geslagen, maar omdat hij wil luisteren. Omdat hij dat soort welwillendheid bezit pas een spoor te trekken na eerst zelf bij de hand te zijn genomen.

Verwondering is het geschenk dat we aangereikt krijgen op de tocht in onszelf. Wat er gebeurt, is eenvoudig. Er wordt niets getoond dat er tevoren niet was. En toch is alles anders. Openbaring heet dat: het moment dat diepte oplicht in wat we zien. Het is alsof een sluier opgetild wordt en we God mogen vermoeden die daar al altijd is.

 Erik Galle, Zienderogen. Een christen verkent, Averbode, p. 18