Ik maak
me groter
dan ik werkelijk
ben
alsof
Gij God
me pas dan
zou zien.

Maar hierin
zijt Gij zonder
genade God:
tuimelen laat
Gij mij
van mijn
zelfgemaakte
troon zodat ik
languit lig
op de grond.

Elke schijn
is verdwenen
ik ben
naakt.

Gij komt
en knielt
naast mij.

Uw hand
helpt me recht
terwijl Gij
iets tegen mij zegt
dat ik nooit
zal vergeten:
kleine mensen
maak Ik groot

Erik Galle, Ik ben een pelgrim die de stilte als bestemming heeft, Halewijn, p. 27